Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar als zij wederstonden en lasterden, [13]schudde hij [zijn] klederen af, en zeide tot hen: [14]Uw bloed [zij] op uw hoofd; [15]ik ben rein; [en] van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan. 13. Dit was een teken dat zij met hen gene gemeenschap meer wilden hebben. 14. Dat is, de straf, niet alleen des tijdelijken maar ook des eeuwigen doods, haalt gij uzelven door uw eigen schuld op den hals. Zie van deze manier van spreken Lev.20:9,12; 2 Sam.1:16; Matth.27:25. 15. Namelijk van uw bloed en verderf, overmits Ik u getrouwelijk voor het verderf heb gewaarschuwd en den weg der zaligheid aangewezen, dien gij niet hebt willen volgen; Ezech.33:8,9; hfdst.20 vs.26.